Bouwplan en vruchtwisseling

Gezond bouwplan – gezonde grond, basis voor opbrengsten en kwaliteit

Een gezonde grond krijg je niet vanzelf. Een aantal aspecten zijn hiervoor van belang.

Zorg voor een voldoende ruime vruchtwisseling.

Met 1 op 3 aardappelen haal je geen topopbrengst. Bovendien krijg je aardappelopslag nooit voldoende bestreden, zodat er bijna sprake is van “continu teelt”.  Hoe ruimer (bijv. 1 op 5) hoe beter. Wat haalbaar en meest economisch is, is voor ieder verschillend.

Bieten zijn redelijk zelf verdraagzaam, zolang bietencystenalen geen rol spelen. Dit is meestal wel het geval. Conservengewassen dienen meestal 1 op 5 (erwt/boon) of 6 (peen/schorseneer) geteeld. Alleen spinazie kan vaker vanwege zijn korte groeiduur. Elk gewas is gebaat bij afwisseling, ook mais en graan. Ruilen van grond met een melkveehouder voor meerdere jaren geeft voor beide partijen positieve resultaten – vruchtwisseling / mogelijkheden voor mestuitruil, etc.

Zorg voor de beste volgorde van de gewassen.

Een voorbeeld is: graan, biet, aardappel, mais. Biet is dankbaar voor een graan voorvrucht met groenbemester. Deze geeft minder Rhizoctonia en een goede structuur. Biet zorgt voor vermindering van de populatie PP (Pratylenchus penetrans). Aardappel is daar erg gevoelig voor en zorgt vaak voor een versnelde afsterving van het gewas. Bladrammenas en gele mosterd vermeerderen deze echter. Japanse haver niet.

Weet van elk regelmatig gebruikt perceel of er kans op aaltjesschade bestaat en zo ja, welk aaltje. Dan alleen kan hierop ingespeeld worden. Bij de teelt van gevoelige gewassen (conserven of bijv. Hansa / Russet aardappel) is een aaltjesonderzoek meestal noodzakelijk.

Teel groenbemesters daar waar mogelijk i.v.m. zaaitijd en aaltjesbesmetting. Deze zijn nodig voor een goede structuur en extra aanvoer van organische stof. Op zandgrond dien je echter wel goed te weten wat je doet en of het kan. E.e.a. is sterk afhankelijk van de aaltjessituatie van een perceel. Veel groenbemesters vermeerderen juist weer aaltjes als Meloidogyne soorten of PP. Raadpleeg hiervoor het aaltjesschema. (aaltjesschema.nl) of vraag uw adviseur.

Zorg voor een goede bemestingstoestand van de grond. Neem frequent, een keer in de 4 of 5 jaar afhankelijk van de teeltfrequentie een nieuw grondonderzoek. Bij voorkeur voor de dure teelten (conserven/aardappel of bieten). De pH is vooral op gehuurde grond vaak onvoldoende. Een goede pH zorgt bij alle gewassen voor een goede beschikbaarheid van de voedingselementen en een betere CEC (de hoeveelheid uitwisselbare kationen). De grond kan hierdoor meer voedingsstoffen vasthouden.

Zorg voor een goede ontwatering van de percelen. Drainage is de goedkoopste en een lange termijn investering in uw grond.

Voorkom en/of zorg ervoor dat verdichtingen opgeheven worden voor de teelt. Met een visiteerijzer kunt u snel een indruk krijgen of er sprake is van verdichtingen en op welke diepte deze voorkomen. Meet alleen als de grond voldoende vochtig is (op veldcapaciteit).

Zorg voor balans

Een goede balans in gewassen met een laag stikstofoverschot, vanggewassen, diep en ondiep wortelende gewassen en een goede teeltfrequentie zijn bepalend voor een optimale benutting van nutriënten en het voorkomen van ziekten en plagen. In een bouwplan wordt de bodemkwaliteit behouden of zo nodig verhoogd en wordt slim gebruikgemaakt van en rekening gehouden met de eigenschappen van de verschillende gewassen.

Kies rechts voor:

  • Factsheet: uitgebreide informatie, met links naar achtergrondinformatie
  • Een video over een specifiek onderwerp